Jij bent bijzonder. Jij verdient het allerbeste. Het schreeuwt je van alle kanten tegemoet. Vooral in reclames en advertenties kunnen ze het niet vaak genoeg zeggen of minstens suggereren. En dan natuurlijk met de toevoeging dat je daarom vooral product A moet kopen of naar plek B toe moet gaan. Want dat is bijzonder en dat is het allerbeste en daarmee het enige waar jij genoegen mee zou moeten nemen.
Niet alleen de bedrijven die jou willen verleiden vertellen je dat je uniek bent en geen genoegen zou moeten nemen met gewoon, met alledaags. Vanaf de dag dat je geboren bent word je verteld dat een mens geboren is om iets te maken van zijn leven. Wat je er dan van zou moeten maken hangt meestal af van het nest waarin je geboren bent. Je krijgt niet alleen de normen en waarden van je ouders mee, maar daarnaast hun beeld van een geslaagd leven. Voor de één is dit een succesvol ondernemer worden, voor de ander een gevierd kunstenaar, voor deze een groot spiritueel leider en voor gene weer iets volkomen anders. Soms lijkt het meegegeven beeld te passen, soms passen we het aan. Hoe het ook zij, tot grote hoogte willen we stijgen. Wij zijn mensen, we zijn speciaal, we moeten iets maken van ons leven. Het bestaat niet dat we er gewoon zijn om gewoon weer weg te gaan. Hebben we bedacht. En dat geeft ons het recht om coute que coute onze ambities na te jagen. Vinden we.
De mens als middelpunt van de aarde
Op microniveau kan dit al problematisch blijken, maar op macroniveau is het steeds duidelijker een ramp. Het idee dat de mens sowieso bijzonder is en beter dan elke andere diersoort (en plantensoort trouwens ook) is een hardnekkige. Het is de basis van onze hele leefwijze, de rechtvaardiging van onze dominantie op aarde. Gevoed door menig (religieus) wereldbeeld zijn we gaan denken dat alles om ons draait. Op mondiaal en individueel niveau. Wij als soort zijn belangrijk, wij als persoon zijn belangrijk. We zijn bijzonder en verdienen een bijzonder leven met alles wat daarbij komt kijken: bezittingen, roem, alles waar we onze zinnen op zetten.
In ons streven naar steeds nieuwere en grotere hoogtes vernietigen we zonder blikken of blozen zowel de wereld om ons heen als elkaar. In onze arrogantie eigenen we ons rücksichtslos alles toe en schijnen we niet meer in staat kritisch naar onszelf te kijken. Hoe anders is het te verklaren dat we expedities naar Mars sturen maar ondertussen met droge ogen beweren dat er geen geld is om vluchtelingen op te vangen? Dat we het normaal vinden dat sommigen enorme bedragen opstrijken terwijl anderen met moeite eten kunnen kopen? Het aloude adagio dat de puissant rijken daar heel hard voor gewerkt hebben is echt onzin. Alsof iemand die het minimumloon verdient of vrijwilligerswerk doet niet minstens zo hard werkt. Logischerwijs is niemand meer waard dan een ander en toch accepteren we dat het in realiteit wel zo lijkt te zijn.
Minder streven, meer leven
De enige reden waarom we deze leugen zelf in stand houden is omdat we stiekem hopen zelf ooit tot de kleine groep geprivilegieerden te behoren. Wij zijn immers ook bijzonder, toch?
Begint niet veel van de ellende op de wereld met het zichzelf speciaal vinden van de mens? We kennen het antwoord op deze retorische vraag heel goed. Niet alleen ellende op mondiale schaal. Ook op individueel niveau kost het ons veel. Bijzonder willen zijn leidt tot streven. Zonder grote doelen geen grote hoogtes. Maar het gevaar is dat je zo druk bent met streven dat je nooit eens in het nu bent. Is het niet ironisch dat juist door te streven we dat kwijt raken waarnaar we streven? Geluk? Zingeving? Wanneer we aan het einde van ons leven terugkijken, blijkt ieder van ons dat als enige als belangrijk aan te geven: geluk en zingeving. Elke keer als we onszelf een doel stellen, denken we bij onszelf: ‘Als ik dit heb bereikt… dan ben ik gelukkig.’ Terwijl dat nooit zo blijkt te zijn. We zijn gelukkig op de momenten dat we stil staan en kunnen genieten van dat kleine moment, onze tenen in het zand, een warme omhelzing, een mooie zonsondergang, het ijle geluid van een vogellied en verder niets.
Gewoon begint bijzonder goed te klinken
Ik begin te denken dat het beste dat een mens kan overkomen de realisatie is dat we helemaal niet zo bijzonder zijn. Dat we dieren als alle andere zijn. Dieren met een handicap. De handicap van een groot brein waardoor we gevangen raken in onze eigen hersenspinsels en we er niet aan willen dat er misschien niet zoiets is als de zin van of een doel in het leven, anders dan het leven zelf. Zou dat niet enorm veel rust geven? Ons realiseren dat we er gewoon zijn om uiteindelijk gewoon weer weg te gaan en bij voorkeur in de tussentijd een niet te grote afdruk van onszelf achter te laten. Zodat onze medewezens later nog een wereld hebben. Eigenlijk tegengesteld aan waar we met z’n allen mee bezig zijn, zeg maar.
Ik zeg nu ‘met z’n allen’, maar dat is gelukkig overdreven. Overal om me heen zie ik medestanders. Mensen die het anders willen, die zichzelf als onderdeel van een groter geheel zien. Mensen die niet streven naar eruit springen, maar naar verbondenheid. Die doen wat ze doen omdat het datgene is wat hun hart oprecht sneller doet kloppen, zonder de wereld om zich heen uit het oog te verliezen. Die zich realiseren dat juist in het gewone de grootste schoonheid ligt.
Laat mij maar gewoon zijn. Ik hoef niet rijk of beroemd te zijn. Belangrijk gevonden worden heeft voor mij geen belang. Doen waar ik van hou wel. Het hoeft allemaal niet groots. Geef mij maar een klein bestaan, waarin ik volledig in het hier en nu rond me heen kan kijken om te zien, echt te zien, hoe onbeschrijfelijk mooi de wereld is.
Spreekt dit je aan? Deel deze pagina met je netwerk, zodat mijn werk nog meer mensen bereikt! Bij voorbaat dank…