Het eerste deel van dit verhaal nog niet gelezen? Je vindt het hier…
Die avond kreeg Zya geen hap door haar keel. Ze keek om zich heen en nam alles in zich op alsof ze niet wilde vergeten waar ze gewoond had, waar ze gelukkig geweest was. Elke seconde leek kostbaar. Ze streek met haar hand over het ruwe hout van de tafel alsof het gevoel haar houvast gaf. Om tien uur was het bedtijd.
‘Ga maar snel slapen,’ zei haar moeder, ‘morgen is het een belangrijke dag. Dan ben je twaalf.’Ze knuffelde haar alsof het weleens de laatste keer zou kunnen zijn. Haar vader kwam erbij staan en sloeg zijn armen om hen allebei heen. Hij liet zijn wang op de bovenkant van Zya’s hoofd rusten. Zo bleven ze staan. Uiteindelijk lieten ze elkaar los en liep Zya naar de trap.
Ze draaide zich nog een laatste keer om en bekeek alles met een indringende blik. De lampenkappen in de vorm van bloemkelken. De muren in warme kleuren. De meubelen die nog zoveel op een boom leken dat het was alsof ze zo gegroeid waren.
Ze had zich voorgenomen niet in slaap te vallen. Misschien als ze nog wakker was wanneer de volgende dag kwam, dat er dan geen gevaar zou zijn. Maar toen bedacht ze zich, dat misschien juist de elfen die nog wakker waren zouden verdwijnen. Welke kant ze ook op redeneerde, er viel iets over te zeggen en uiteindelijk viel ze vermoeid van het denken in een rusteloze slaap.
Plots zat ze rechtop in haar bed, wakker geworden van een onaards fel licht. Ze moest haar hand voor haar ogen houden, omdat ze verblind werd. Uit de richting van het licht hoorde ze het geluid van belletjes komen.
‘Wie is daar?’ vroeg ze angstig.
‘Wees niet bevreesd, mijn lieve kind,’ klonk een melodieuze stem, ‘ik ben het maar. Wacht, ik zal het licht aan doen. Dan ben ik niet zo fel meer.’
En op onverklaarbare wijze gingen in één keer een honderdtal kaarsen branden. Zya liet langzaam haar arm zakken. Op de rand van haar bed zat een klein vrouwtje. Zya wreef eens even goed in haar ogen. Maar, nee hoor, het vrouwtje zat er nog steeds. Ze zwiepte haar lange bruine haren naar achteren en rechte haar in een groene jurk gestoken schouders.
‘Ken je me nog?’ vroeg het vrouwtje.
Zya schudde haar hoofd.
‘Ach, dat geeft niets. Het is ook zolang geleden dat we elkaar voor het laatst zagen. Alweer twaalf jaar, de tijd vliegt.’
Zya moest toegeven dat het vrouwtje haar bekend voor kwam. Haar groene ogen, haar ronde gezicht met de rode appelwangen… Maar waarvan? Ze had geen idee.
‘Wie bent u dan?’ vroeg Zya.
‘Ik ben Moeder Natuur.’ zei het vrouwtje, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ze was ondertussen wat dichterbij gekomen en keek Zya lachend in haar ogen.
‘Maar u ziet eruit zoals ik, maar dan kleiner. Hoe kan dat? De natuur bestaat toch uit meer dan het elvenvolk?’
‘Je hebt helemaal gelijk. Maar ik verschijn aan iedereen op de manier die ze het beste kunnen begrijpen.’
Dat klonk logisch. En toch… waarom verscheen ze sowieso? Opeens dacht Zya aan de verdwijnende elven en het feit dat zij nu toch onderhand…
‘Komt u mij halen?’ Zya’s stem bibberde een beetje.
Ze onderdrukte een snik. Met een ruk draaide ze zich om naar het raam. Waar was de maan? Er waren zoveel wolken, dat ze niet kon zien hoe laat het was.
‘Nee, lieverd,’ suste Moeder Natuur, ‘ik kom je feliciteren met je twaalfde vereeuwdag.’
Zya staarde haar niet begrijpend aan.
‘Ik verschijn aan elke elf die twaalf wordt. Als je twaalf bent, ben je namelijk volwassen en begin je aan een nieuwe fase van je leven. Om er zeker van te zijn dat je klaar bent voor je volwassen leven, kom ik langs.’
‘Maar hoe weet u dat dan? Moet ik nu iets doen? Heeft u iets te maken met de verdwijnende elven?’ De vragen stroomden van Zya’s lippen.
Moeder Natuur lachte haar tinkelende lach. Ze nam Zya’s handen in de hare.
‘Het ergste wat een elf kan overkomen is dat ze het wonder van de natuur niet meer kan zien. Een elf, die dat vermogen verloren heeft, overleeft niet lang in onze mooie wereld. Je hebt vast wel eens gehoord dat sommige elven verdwijnen als ze twaalf worden.’
Zya knikte.
‘Nou, dat komt dus daardoor. Die elven veranderen in mensen en verdwijnen uit de elvenwereld.’
‘Maar dat is vreselijk!’ riep Zya, ‘Hoe kan ik dat voorkomen? Ik wil hier blijven.’
‘Je hoeft niets te doen. Ik weet al dat je er klaar voor bent. Je kunt mij namelijk zien. Ik ben de verpersoonlijking van de mysteriën van deze wereld. Als je mij kunt zien, zie je het wonder der natuur.’
Moeder Natuur liet Zya’s handen los en omhelsde haar plechtig.
‘Gefeliciteerd met je twaalfde vereeuwdag.’
Ze gaf haar een tedere kus op haar voorhoofd, draaide zich om en verdween. Op dat moment verdwenen de wolken en zag Zya de maan aan de hemel staan.
Het was na twaalven.
Spreekt dit je aan? Deel deze pagina met je netwerk, zodat mijn werk nog meer mensen bereikt! Bij voorbaat dank…