Ik heb het haar nooit gevraagd, maar ik kan me voorstellen dat Maria zichzelf vaak genoeg verwenst heeft omdat ze mijn moeder had beloofd voor me te zorgen. Ik zou het haar niet kwalijk nemen. Die eerste maanden met mij moeten vreselijk geweest zijn.
Ik huilde voortdurend. En zelfs al was ik – en ben ik nog steeds – een klein mannetje, dat had je niet geraden als je de oorverdovende herrie waartoe ik in staat was had gehoord. De dierenbescherming stond indertijd meermalen op de stoep bij het hoofdkwartier van de Luie Elven, gealarmeerd door bezorgde buren die klaagden over geluiden alsof er varkens een pijnlijke dood stierven.
Maria vertelde me dat ik rustig was zolang ze met me rond liep, terwijl ze uit volle borst Neil Diamond’s Sweet Caroline song, inclusief het nadoen van het PWEP-PWEP-PWEP van de trompetten. Voor degenen die dit nummer niet kennen, vraag maar aan je ouders. Zodra je het gehoord hebt, begrijp je waar ik het over heb. Song Sung Blue hielp soms, maar alleen Sweet Caroline mét trompetten werkte gegarandeerd. Zelfs nu nog kan Maria niet naar dit lied luisteren zonder een paniekaanval te krijgen.
De hemel zij dank dat die oude vrouw haar vertelde dat ik misschien wel eens allergisch voor koemelk zou kunnen zijn. Ik weet niet wat er anders was gebeurd. Maria had me zomaar uit elkaar kunnen halen om iets van me te maken dat geen geluid produceerde, zoals haar paddenstoelen. Ik had er niet raar van opgekeken, wetend hoe ik te keer ging.
Zodra Maria me kittenmelk ging voeren, ging het prima met mij. Wellicht is dat waarom ik altijd affiniteit met katten heb gehad. Ik stopte in ieder geval met huilen en van Neil Diamond hebben we nooit meer iets gehoord.
Maria begon me mee naar buiten te nemen in een kinderwagen en ik genoot met volle teugen. Ze nam me mee naar alle Ierse bezienswaardigheden – en dat zijn er veel – waar ik vanuit de kinderwagen naar het natuurschoon staarde en intuïtief de aarde, het universum, en alle schoonheid die daarin lag begreep.
Wat ik niet snapte was de soms vreemde reactie van voorbijgangers. Regelmatig wilden vrouwen een blik op de kleine, ik dus, werpen. Zodra ze een glimp van me opvingen gingen ze er zo snel hun benen hun dragen konden vandoor.
Maria verzekerde dat ik me geen zorgen hoefde te maken. De tijd zou komen wanneer mensen klaar zouden zijn voor iemand als ik en dat ik dan mijn magie zou kunnen verspreiden. Ik had geen idee waar ze het over had. Waarom zou ik, ik was nog maar een baby. Maar ik geloofde haar meteen. Zij was mijn hele wereld. Ze kon toch alleen maar gelijk hebben?
De vragen begonnen pas echt te komen toen ik voor het eerst naar school ging. Maria wilde dat ik een muis van de wereld zou worden en een goede start in het leven zou krijgen. Ze stuurde me daarom naar de dichtstbijzijnde openbare school. Ik werd vreselijk gepest. De kinderen waren echt kleine monsters tegenover mij en ik had geen idee waarom.
Maria wist dat wel.
‘Je bent anders en dat beangstigt hen.’
‘Hoe bedoel je, anders?’ vroeg ik.
Maria zuchtte en nam mijn hand in de hare.
‘Kom. Ik moet je iets laten zien.’ zei ze.
We gingen de deur uit en Tralee in. We liepen door de straten, namen bocht na bocht, tot we voor een winkel stopten. Het soort winkel waar ze tierelantijnen voor je huis verkopen. Ik volgde Maria de winkel in. Ze liep met vaste tred naar één van de hoeken van de winkel waar glimmende voorwerpen in verschillende vormen en maten stonden en hingen. Maria wees naar de dingen en zei dat ze spiegels heetten.
Ze tilde me op en hielp me voor zo’n spiegel. Er ontsnapte een angstige piep uit mijn mond. Tegenover me zag ik een klein raar blauw wollen geval.
‘Wat is dat?’ riep ik.
‘Dat ben jij.’ antwoordde Maria.
‘Maar ik ben een jongen, een normale jongen.’
‘Je bent zeker een jongen. Maar je bent verre van normaal, je bent speciaal.’
Maria keek me zo diep en zo liefhebbend in de ogen dat ik er bijna van moest huilen.
Je moet begrijpen dat ik mezelf nog nooit had gezien.
Elven hebben geen spiegels. Omdat ze magische wezens zijn, kunnen ze niet door iets onnatuurlijk weergegeven worden. Dus, terwijl je oog hen wel kan zien, kunnen dingen als spiegels hun beeltenis niet vangen. Ze worden er gewoon niet in weerspiegeld.
Omdat er geen spiegels in huis waren, had ik mezelf letterlijk nog nooit in de ogen kunnen kijken tot dat moment. Ik had alleen mensen gezien die konden lopen, zoals ik, konden praten, zoals ik en (meestal) konden denken, zoals ik. Het was domweg nooit in me opgekomen dat ik er niet uitzag zoals zij.
Maria nam me mee naar huis en gaf me een kop warme chocola. Ze vond het een goed moment om me te vertellen hoe ik op de wereld was gekomen. Ze deed uit de doeken wat mijn moeder haar verteld had over mijn levensdoel.
Haar verhaal resoneerde met mijn diepste kern en plots kwam een herinnering aan onze reis langs Ierland’s meest indrukwekkende landschappen in me op. Ik in mijn kinderwagen, Maria die mij overal heen reed. Dat moment waarop ik alles in de wereld begreep stond mij weer helder voor ogen.
Alles was logisch. Ik was anders dan iedereen, maar dat kwam omdat ik bestemd was voor een bijzonder leven.
Langzaam kreeg ik vrede met wat het lot voor me in petto had.
Spreekt dit je aan? Deel deze pagina met je netwerk, zodat mijn werk nog meer mensen bereikt! Bij voorbaat dank…